09 maart 2023
Externe invloeden tasten autonomie universiteiten aan
Just van den Hoek
Beleidsmedewerker
Stel uw vraag
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
09 maart 2023
Beleidsmedewerker
Meer informatie nodig? Stel uw vraag aan één van onze medewerkers
Meerder ontwikkelingen hebben de autonomie van universiteiten in Europa beïnvloed. Dit blijkt uit het rapport van de European University Association (EUA) over hoe de autonomie van universiteiten in Europa ervoor staat. Externe schokken zoals de Covid-19 pandemie, maar ook nieuwe sturingsinstrumenten zorgen voor minder institutionele autonomie. Ook gaat het rapport in op academische vrijheid en hoe dit in verschillende lidstaten gereguleerd wordt.
De laatste jaren zijn er meerdere ontwikkelingen geweest die invloed hebben op de autonomie van universiteiten. Dit blijkt uit de University Autonomy in Europe IV: the scorecard 2023 van de European University Association (EUA) dat de autonomie van Europese universiteiten onder de loep neemt. Het document kijkt bijvoorbeeld naar een groeiend scala sturingsinstrumenten waaronder financieringsgerelateerde beleidsinstrumenten. Een voorbeeld hiervan zijn prestatiecontracten van overheden waarin doelstellingen en verplichtingen uitvoerig worden beschreven. Dit creëert een vorm van extern micromanagement. Hiernaast vonden er veel ad-hoc overheidsingrepen plaats zoals het sluiten van campussen tijdens de Covid-19 pandemie. Ook de huidige geopolitieke spanningen vergroten het toezicht op universiteiten en hoe zij hun internationale partnerschappen vormgeven. Verder leidde de invasie van Oekraïne in sommige landen tot een top-down beslissing om wetenschappelijke samenwerking met Rusland stop te zetten.
Nederlandse universiteiten scoren wisselend op het gebied van academische autonomie in het EUA rapport. De Nederlandse score vermindert door het feit dat Nederlandse universiteiten niet volledig zelf gaan over het aantal studenten dat mag worden toegelaten. Hetzelfde geldt voor toestemming vragen voor nieuwe opleidingen. Aan de andere kant scoort Nederland weer beter dan het EU-gemiddelde op autonomie als het gaat om de benoeming van bestuurders en personeelsbeleid. Hier heeft de Nederlandse overheid geen invloed op, in tegenstelling tot andere EU-landen.
Het rapport gaat ook in op de regulering van academische vrijheid in Europa. Hoe academische vrijheid gereguleerd wordt in Europa verschilt per land. De juridische definities en conceptualiseringen van academische vrijheid verschillen sterk per systeem. EUA noemt drie onderscheidingen hierin. Het kan in wetgeving genoemd worden maar niet nader omschreven, bepalingen bevatten die ernaar verwijzen of het wordt niet in de wet genoemd. In Nederland is het overheidstoezicht op internationale wetenschappelijke samenwerking toegenomen, omdat Nederlandse universiteiten gevoelige technologieën ontwikkelen. Dit kan een risico vormen voor de academische vrijheid in Nederland.
In een eerder rapport van de EUA komt naar voren dat Nederlandse universiteiten nog autonomer kunnen zijn. Dat is inmiddels gedeeltelijk gelukt. Op het gebied van organisatorische en staf autonomie zijn de scores flink verbeterd ten opzichte van 2017. De financiële en academische autonomie nam juist af. Academische vrijheid en institutionele autonomie staan hoog op de Europese agenda, zo beloofde het Europees Parlement academische vrijheid in Europa te beschermen. Ook nam de Commissie maatregelen om het EU-budget te beschermen tegen inbreuk op de institutionele autonomie van universiteiten in Hongarije, waar de EUA als aanvulling op het autonomiescorebord overigens een aparte analyse over maakte.
Mede geschreven door Tsjalling Kootstra.