De overheidsuitgaven voor onderwijs in de EU-27 is in verhouding tot het BBP het hoogste van de G20 landen. Dit blijkt uit het rapport EU in the world 2013 van Eurostat. In het rapport wordt een overzicht gegeven van de Europese economie en maatschappij in vergelijking met andere grote economieën in de rest van de wereld. De statistieken zijn gemeten op basis van de EU als één entiteit, vergeleken met de andere vijftien niet-EU G20 landen.


Rapport Eurostat belicht onderwijs- en onderzoekpositie EU in wereld

De G20 in de wereld

De G20 is een groep landen die de dialoog van economische en financiële beleidsproblemen wilde verbreden. De G20 leden vervulden in 2010 samen 60,7% van het landoppervlak in de wereld, waren goed voor 68,7% van het BBP en 65,1% van de wereldpopulatie woonde in 2010 in een G20 land.

Europees onderwijs in de wereld

Publieke en private onderwijsuitgaven, personeel en aantal personen die deelnemen aan onderwijs waren indicatoren voor het meten van onderwijs. Wat betreft de duur van verplicht onderwijs zit de EU in het midden: de EU verplicht ten minste 8 tot 13 jaar onderwijs. Saudi-Arabië verplicht ten minste 6 jaar onderwijs (minste van de G20) en Argentinië verplicht ten minste 13 jaar onderwijs (meeste van de G20). Onderwijsuitgaven waren binnen de G20 het hoogst in Zuid-Korea en de Verenigde Staten. De EU staat op de zevende plek met private en publieke onderwijsuitgaven van 5.4% van het BBP. De EU had in 2010, op China na, de meeste docenten en academische medewerkers in het onderwijssysteem (8,3 miljoen). Wereldwijd zaten er meer meisjes dan jongens op school tussen 2000 en 2010.

Europese wetenschap en technologie in de wereld

Research & Development (R&D) intensiviteit en gross domestic expenditure on research and development (GERD) waren indicatoren voor de statistieken op het gebied van wetenschap en technologie. R&D intensiviteit was in 2010 in alle G20 landen hoger dan in 2000 (met uitzondering van een kleine daling in Canada). De grootste stijgingen waren te zien in Zuid-Korea, Australië en China. Ook de EU haalde een R&D intensiviteitsstijging tussen 2000 (ongeveer 1,8% van het BBP) en 2010 (ongeveer 2% van het BBP). De stijging van de EU was minder ten opzichte van andere G20 landen wat veroorzaakt is door de economische crisis. Wat betreft uitgaven aan R&D per inwoner stond de EU in 2010 op de zesde plek (500 euro per inwoner) (Japan 1, Verenigde Staten 2, Australië 3, Canada 4, Zuid-Korea 5). De EU geeft op Zuid-Afrika (11,4% van fondsen voor R&D) na het meeste uit aan R&D in het buitenland, namelijk 8,4% van de R&D fondsen. In 2010 waren in de EU 2,5 miljoen mensen werkzaam in de R&D sector, waarvan een derde vrouw was. Ter vergelijking: China had de meeste werknemers in de R&D sector (3,2 miljoen) en Zuid-Afrika de minste (58.895).