Ja, Europa kent een innovatiekloof, maar nee, dat is geen typisch Europees probleem. Net als elders in de wereld zijn daarom twee oplossingen nodig: nieuwe innovatiehubs en meer netwerken, adviseert een expertgroep aan de Commissie.


Meer specialisatie, nieuwe knooppunten en betere netwerken als antwoord op innovatiekloof

Europa kent een innovatiekloof

Er zijn grote verschillen in de innovatieprestaties van Europa’s regio’s. Een aantal regio’s kent een hoge concentratie aan kennis, kapitaal en ondernemerschap, waaronder de top drie bestaande uit Hovedstaden (Denemarken), Helsinki (Finland) en Oberbayern (Duitsland). Daar staat tegenover dat een aantal regio’s in voornamelijk Zuidoost-Europa aanmerkelijk minder innovatief is. De Commissie kan daar iets aan doen door te investeren in nieuwe innovatieknooppunten en netwerken, adviseert de Expert Group on the Economic and Societal Impact of Research and Innovation (ESIR) in ‘Combining Regional Strengths to Narrow the EU Innovation Divide’. Overigens merken de experts op dat in de periode 2014-2020 de verschillen afnamen, met name op het vlak van personeel en digitale infrastructuur. Als het gaat om publieke en private investeringen in O&I blijft het gat echter onveranderd groot.

Europa niet uniek

De Europese innovatiekloof is niet uniek, stellen de experts. Overal in de wereld concentreren  innovatieve activiteiten zich rond bepaalde plekken, voornamelijk in steden. Die concentratie is zowel tussen als binnen landen zichtbaar. Deze knooppunten bieden dan ook veel voordelen, omdat ze kennis samenbrengen, concluderen de experts. Vooral sleuteltechnologieën als quantum, halfgeleiders en kunstmatige intelligentie (AI) zijn daarom te vinden in innovatieve clusters. Aangezien de Europese kloof niet uniek is, kijken de experts ook naar bewezen oplossingen elders in de wereld.

Investeren in nieuwe innovatiehubs

Als eerste oplossing adviseren de experts het optuigen van nieuwe innovatieknooppunten. Regio’s moeten zich specialiseren in terreinen waar zij daadwerkelijk sterk in zijn. Daarbij oordeelt ESIR hard over het principe van de smart specialisation strategies (S3): de strategieën die regionale overheden opstellen om aanspraak te maken op Europees geld, zijn meestal gebaseerd op wensdenken en sluiten niet aan op de sociaal-economische realiteit. Eenzelfde conclusie trok ook het Joint Research Centre enkele jaren geleden. Toch zijn er voorbeelden waar specialisatie wél resultaat opleverde omdat de overheid goed keek naar de expertise van de eigen regio, besluiten de experts. Zo tonen Boekarest, Estland en Boedapest relatief veel activiteit op het vlak van AI.

Meer onderlinge netwerken

Misschien nog belangrijker zijn de netwerken tussen innovatieknooppunten. Die netwerken bieden schaalvoordelen die een individuele regio niet kan opbrengen, zelfs als die bovenaan het Europese Innovatie Scorebord prijkt. De experts verwijzen hier naar het rapport van Enrico Letta, die het vrije verkeer van innovatie, onderzoek, data, competenties, kennis en onderwijs in de Europese interne markt bepleitte. Opvallend genoeg noemt ESIR hier wel de essentiële rol voor het onderwijs om innovatienetwerken te bevorderen, bijvoorbeeld door wetenschappelijke vakken en studentenmobiliteit, maar niet Horizon Europe-instrumenten als MSCA.

Context

De Expert Group on the Economic and Societal Impact of Research and Innovation (ESIR) voorziet de Commissie van advies op het gebied van onderzoek en innovatie. In een vorig rapport bekeek ESIR bijvoorbeeld hoe de vele crises het onderwijs beïnvloeden en hoe gemeenschappelijk EU-beleid brain drain kan stoppen. Het aanpakken van de innovatiekloof krijgt veel politieke aandacht, bijvoorbeeld in het rapport van Enrico Letta maar ook in de hoorzitting van kenniscommissaris Iliana Ivanova.