Interreg is 30 jaar oud. Het programma stimuleert kennisinstellingen om grensoverschrijdend samen te werken aan gezamenlijke uitdagingen en kansen in de regio. Interreg heeft 170 miljoen Europeanen in grensregio’s dichter bij elkaar gebracht en nieuwe kansen voor samenwerking gecreëerd. Om het programma te optimaliseren heeft de Europese Commissie een aantal specifieke aanpassingen voorgesteld. In dit artikel bespreekt Neth-ER de stand van zaken en wat Interreg ook in de toekomst voor de kennissector kan betekenen.


Hoera! Interreg is 30 jaar oud, de stand van zaken

Interreg biedt samenwerkingskansen

Tijdens de 30e verjaardag van het programma Interrreg heeft Elisa Ferreira, Eurocommissaris voor Cohesie en Hervormingen, het programma als succesvol omschreven. Zo heeft het door de jaren heen meer dan 170 miljoen Europeanen in grensregio’s dichter bij elkaar gebracht en nieuwe kansen voor samenwerking gecreëerd. Maar, er zijn ook andere geluiden. Zo wordt door kennisinstellingen beargumenteerd dat er kansen zijn voor verbetering, met name als het gaat om versimpeling en coördinatie. Positief voor het kennisveld is dan weer dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om in het cohesiebeleid voor de periode 2021-2027 een (nog) grotere focus te leggen op innovatie, digitale technologieën en industriële modernisatie. Het Europees Parlement doet daar een schepje bovenop en heeft het signaal afgegeven dat het voorstel zich (nog veel) sterker zou moeten richten op innovatie, vanwege de aanzienlijke potentiële overloopeffecten over nationale en regionale grenzen en vanwege een hoge toegevoegde waarde.

Het belang van Interreg voor het Nederlands kennisveld

Interreg wordt door het Nederlands kennisveld gezien als een waardevol instrument, vanwege de innovatiegerichte onderzoeksactiviteiten die gerealiseerd kunnen worden in samenwerkingsverbanden, zonder de barrière van grenzen. Het programma draagt sterk bij aan de realisatie van praktisch toepasbare en innovatieve kennis en financiële middelen binnen onderzoek en onderwijs. Daarbij heeft Nederland een gunstige geografische ligging voor Interreg-projecten, met een locatie aan de Noordzee en grenzen met Duitsland en België.

Voor Interreg-projecten in het algemeen geldt dat zij een hoog Technology Readiness Level (TRL) kunnen bereiken. Dit wil zeggen dat het gaat om technologie die technisch en commercieel gereed is. Ook dit maakt Interreg voor de Nederlandse kennisinstellingen, universiteiten en het bedrijfsleven een waardevol instrument. Een bijkomend voordeel van het hoge TRL-niveau dat Interreg weet te bereiken, is dat er complementariteit is met andere Europese programma’s. Het lijkt erop dat een succesvolle ervaring met het ene Europese Kaderprogramma voor Onderzoek & Innovatie, de barrière voor deelname aan een Interreg-programma verkleint, omdat projecten in lagere TRL-niveaus (zoals Horizon met niveau 1 t/m 3) een basis kunnen vormen voor vervolgprojecten in hogere TRL-niveaus (zoals Interreg met niveau 4 t/m 6).

Nederlandse Interreg-projecten uitgelicht

Het beschikbare budget voor Nederland in het huidige Interreg-programma (2014-2020) is 348 miljoen euro, aangevuld met een 50% financiering door de (lokale) overheid en bedrijven. Op dit moment zijn er diverse (inhoudelijk) zeer succesvolle projecten in Nederland die lopen via het Interreg-programma. Een daarvan is Skills Navigator, dat via het programmagebied Interreg Vlaanderen-Nederland, wordt ge-co-financiert. Het project brengt de vaardigheden in kaart die zijn vereist voor (toekomstige) banen in de steden Antwerpen, Gent, Terneuzen en Rotterdam. In de grensregio, en specifiek in deze grote havensteden, is de mismatch tussen arbeidsvraag en -aanbod een groot knelpunt. Via het Interreg-project wordt grensoverschrijdende samenwerking tussen havensteden mogelijk gemaakt om het probleem nader te onderzoeken en aan te pakken. Diverse mbo-scholen en hogescholen nemen deel aan het programma, waaronder Scalda en de STC-group.

Een ander Interreg VA-project van Interreg Vlaanderen-Nederland was het Euregional PACT, dat onder leiding van de Universiteit Maastricht via Interreg een virtueel onderzoekslaboratorium tot stand heeft gebracht en een aantal basistechnologieën heeft ontwikkeld in de strijd tegen huidkanker. Het Interreg-programmagebied heeft er met financiering en een netwerk voor gezorgd dat grensverleggend onderzoek plaatsvond tussen universiteiten in België en Nederland.

Andere programmagebieden waar Nederland aan deelneemt zijn Interreg Noord-West Europa en 2 Zeeën. Dit laatste programmagebied focust zich op projecten in de regio van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland en Vlaanderen, om natuurlijke hulpbronnen te beschermen en een groene economie te bevorderen. Een van de projecten is Polder2C’s, dat als doel heeft om de regio voor te bereiden op klimaatverandering door klimaatadaptatie. Grensoverschrijdende samenwerking tussen de 2 Zeeënlanden is noodzakelijk om gezamenlijke uitdagingen op te lossen; overstromingen en natuurgebieden stoppen immers niet bij een grens. Van grote waarde is daarnaast de verzameling aan benaderingen en expertise die aanwezig is in de regio. Aan het project nemen onder andere de TU Delft en de HZ University of Applied Sciences (Hogeschool Zeeland) deel.

Kansen en mogelijkheden

De bovenstaande projecten hebben een aantal overeenkomsten. Het grensoverschrijdende karakter van de projecten is essentieel voor het succes van het project; aan beide zijden van de grens moet men zorgen voor activiteiten, cofinanciering en partners. Een bijkomend voordeel hiervan is dat het delen en samenbrengen van expertise, ideeën en strategieën uit de verschillende landen leidt tot innovatievere en slimmere oplossingen voor gedeelde problemen. Daarentegen maakt onbekend onbemind. Kennisinstellingen die zijn betrokken bij Interreg-projecten hebben een goede aansluiting op financiering en een netwerk voorbij de grens, maar omgekeerd sijpelt het succes van deze projecten niet door naar kennisinstellingen die minder bekend zijn met het programma.

Niet alleen de aansluiting op het programma is een punt waar kansen liggen voor verbetering. In de periode 2014-2020 heeft Interreg geslaagde projecten ondersteund, maar was er in de media ook sprake van kritiek. Het programma zou niet adequaat genoeg reageren op actualiteiten, moeten worden versimpeld en beter moeten worden gecoördineerd. Een groot deel van de oplossing hiervoor kan worden gevonden in de vermindering van administratieve lasten en de creatie van synergieën met andere programma’s op Europees, nationaal en regionaal niveau. Om de plannen voor het Interreg-programma 2021-2027 positief te beïnvloeden, heeft een deel van het Nederlands kennisveld een 10-puntenplan ondertekend.

Punten voor verbetering richten zich allereerst op de huidige administratieve lasten van het programma. Deze kunnen worden verlicht zodat er meer tijd over blijft voor de inhoudelijke invulling van de projecten. Daarnaast liggen er mogelijkheden om beter te communiceren over de regels van een programmagebied, zodat er tijdens de uitvoer en looptijd van een project minder onduidelijkheid bestaat over de interpretatie ervan. Ook vergroot goede communicatie de kennis over het programma. Het succes van projecten hangt nu nog te vaak af van het enthousiasme van één van de projectmedewerkers.

Ook op financieel gebied zijn er kansen om het programma te verbeteren. Zo kan de frequentie van financiële rapportering worden beperkt om het systeem te vereenvoudigen. Bij huidige Interreg-projecten kan er een situatie ontstaan waarbij het niet meer mogelijk is om kosten te declareren, omdat de declaratietermijn is overschreden, ondanks de inhoudelijke relevantie. Daarnaast zou het gemakkelijker moeten worden voor instanties en programmagebieden om een financieel voorschot te verstrekken aan kleinere projecten met relatief veel partners. Hierdoor wordt voorkomen dat hoge voorbereidingskosten een barrière zijn voor het opstarten van een project.

Interreg, met het oog op de toekomst

De Commissie heeft specifieke aanpassingen voorgesteld in aanloop naar de volgende programmaperiode. De eerste aanpassing heeft te maken met de toekenningsvoorwaarden. Deze dienen in beginsel zoveel mogelijk door de lidstaten te worden vastgesteld, maar de Commissie acht deze benadering niet geschikt voor het Interreg-programma. Interreg-projecten kunnen namelijk een conflict veroorzaken tussen nationale regels. Om dit te verhelpen heeft de Commissie een hiërarchie van toekenningsvoorwaarden geïntroduceerd, op EU-niveau, Interreg-niveau en nationaal niveau.

Daarnaast wil de Commissie de Interreg-programmaonderdelen uitbreiden van drie naar vijf. Op dit moment bestaat Interreg uit grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. Hier wil de Commissie ‘Onderlinge samenwerking tussen ultra-perifere gebieden onderling of met derde landen’ en ‘Investeringen in interregionale commercialisering’ (component 5) aan toevoegen. Het laatste onderdeel, Component 5 (C5), sluit aan op de eerdergenoemde ambitie van de Commissie om een focus te leggen op innovatie, digitale technologieën en industriële modernisatie. Component 5 is namelijk een investeringscomponent dat zich focust op commercialisering en het opschalen van interregionale innovatieprojecten voor de ontwikkeling van Europese waardenketens.

Component 5 ligt echter ter discussie bij de MFK-onderhandelingen. Het is daarmee onzeker welke vorm C5 krijgt in het aankomend Interreg-programma. Hoewel een groot onderdeel van de aanpassingen die de commissie heeft voorgesteld zich richten op de administratie en synergie van het programma, zou C5 voor het Nederlands kennisveld een hele goede aanvulling zijn, vanwege de focus op innovatie en het verbinden van innovatieve clusters. Waaronder het Vanguard Inititiative, een netwerk van Europese regio’s -met daarbinnen ook veel Nederlandse regio’s-, dat er sterk voor pleit om C5 op te nemen in het nieuwe programma. Of deze wens in vervulling gaat is onzeker. Uiteindelijk is het slechts afhankelijk van de MFK-onderhandelingen of de Commissie voorstellen worden aangenomen en of de belangen van het kennisveld worden meegenomen. Het dertig jarig Interreg-programma gaat in ieder geval een spannende tijd tegemoet.

Context

Europese territoriale samenwerking (ETS), beter bekend als Interreg, is 30 jaar geleden van start gegaan als een van de instrument voor Europees cohesiebeleid. Interreg maakt binnen het cohesiebeleid onderdeel uit van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het programma heeft als doel om samenwerking tussen EU-grensregio’s te vergroten, te verbeteren en te stimuleren. De financiële middelen zijn bestemd voor samenwerking tussen overheden, onderzoeks- en kennisinstellingen, bedrijfsleven en ngo’s die de grensoverschrijdende projecten uitvoeren.