Dossier: Structuurfondsen (2021-2027)
De Europese Structuur- en Investeringsfondsen zijn het financieringsinstrument voor de programma’s die het Europees regionaal beleid uitvoeren. Hier vallen de volgende fondsen onder: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO); Europees Sociaal Fonds (ESF); Cohesiefonds (CF); Europees Fonds voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling (Elfpo); Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).
Voor de uitleg over de structuur van bovenstaande fondsen verwijst Neth-ER u door naar de dossierpagina Structuurfondsen tot 2020.
Laatste ontwikkelingen
Geen ontwikkelingen.
Laatst geüpdatet: 28 augustus 2023
De Europese Structuur- en Investeringsfondsen
Op 2 mei 2018 is het formele Commissievoorstel voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 gepresenteerd, waarin onder meer een bezuiniging op de structuur- en landbouwfondsen is voorzien. Daarnaast wil de Commissie het verkrijgen van EU-fondsen deels koppelen aan rechtsstatelijkheid en het naleven van EU-waarden. De EU-begroting voor 2021-2027 moet unaniem aangenomen worden door de regeringsleiders in de Europese Raad en goedgekeurd door het Europees Parlement. De kans dat verdeling van EU-fondsen ook werkelijk wordt gekoppeld aan rechtsstatelijkheid is daarom vrij minimaal.
De Europese Commissie heeft vervolgens eind mei 2018 de voorstellen voor het cohesiebeleid post-2020 gepresenteerd. In het Commissievoorstel is een totaalbedrag van 373 miljard euro voorzien, daarvan zal 1,4 miljard euro naar Nederland gaan, dat is ongeveer hetzelfde als vorige programmaperiode. Neth-ER publiceerde in aanloop naar het voorstel een position paper. Verder zullen de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (EFSI) wederom bestaan uit de volgende vijf fondsen:
- Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);
- Europees Sociaal Fonds (ESF);
- Cohesiefonds (CF);
- Europees Fonds voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling (Elfpo);
- Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).
Van 11 naar 5 beleidsdoelstellingen
Een groot deel van het totaalbudget van 373 miljard euro van het toekomstige Cohesiebeleid (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds) zal worden geïnvesteerd in innovatie, digitale technologieën en modernisatie van de industrie. Deze onderwerpen maken deel uit van de eerste beleidsdoelstelling voor Cohesiebeleid, a Smarter Europe. In het voorstel stelt de Commissie voor om de elf thematische doelstellingen van de programmaperiode 2014-2020 samen te voegen in vijf beleidsdoelstellingen. Het gaat hierbij om de volgende beleidsdoelen:
- Een slimmer Europa, door middel van innovatie, digitalisering, economische transitie en steun aan het mkb;
- Een groener, koolstofvrij Europa door investeringen in de energie transitie, duurzame energie en strijd tegen klimaatverandering;
- Een meer verbonden Europa door middel van strategisch transport en digitale netwerken;
- Een socialer Europa door het ondersteunen van werkgelegenheid, onderwijs, vaardigheden, sociale inclusie en gelijke toegang tot gezondheidszorg;
- Een Europa dichterbij de burgers, door middel van het ondersteunen van lokaal geleide ontwikkelingsstrategieën en duurzame stedelijke ontwikkeling;
Het grootste deel van de fondsen, zo’n 65 tot 85%, zullen door de lidstaten moeten worden besteed aan de eerste twee beleidsdoelstellingen. De keuze voor de beleidsdoelstellingen worden in tegenstelling tot het vorige programma op nationaal niveau gemaakt in plaats van op regionaal niveau, dit zou tot meer flexibiliteit moeten leiden voor een individuele regio.
De thematische doelstellingen geven wat beperkingen wat betreft de uitgave van de fondsen. Zo moeten meer ontwikkelde regio’s het leeuwendeel van hun ESIF-middelen uitgeven aan de eerste twee thematische prioriteiten, terwijl minder ontwikkelde regio’s meer vrijheid hebben om te kiezen waar ze hun fondsen aan besteden.
Vernieuwingen in het programma
In de periode van 2021-2027 is er een nieuwe mogelijkheid voor interregionale en grensoverschrijdende samenwerking. Een regio kan in de toekomst gedeeltes van haar eigen toegewezen financiering gebruiken voor projecten met andere regio’s uit de rest van Europa. Ook wordt er een nieuwe tool gelanceerd: Interregional Innovation Investments, geïnspireerd op het Vanguard initiatief en de pilot actie voor interregionale innovatiepartnerschappen. Regio’s met overeenkomende slimme specialisaties zullen meer financiële steun krijgen om samen te werken en beleidsmakers, bedrijven en andere innovatieactoren te betrekken. Verder wil de Commissie lokale autoriteiten meer betrekken bij het managen van de fondsen en zal daarom de co-financieringstarieven verhogen om het eigenaarschap van regio’s en steden te vergroten.
De regels rondom de Structuurfondsen zullen worden versimpeld. In het voorstel stelt de Commissie voor alle zeven EU-fondsen voor Cohesiebeleid één set regels voor. Daarnaast maakt deze set met regels het makkelijker om synergieën te creëren met andere EU-programma’s zoals Horizon Europe en Erasmus. Ook wil de Commissie de toegang tot financiering makkelijker maken door eenvoudigere controleprocedures.
In januari heeft het Parlement de rapporten voor Interreg en ESF+ in de plenaire vergadering aangenomen. De nieuwe component in Interreg, die voorziet in nieuwe samenwerkingsmogelijkheden voor regio’s op basis van innovatieve specialisatie, ligt in zowel Parlement als Raad gevoelig. De toegevoegde waarde voor regionaal beleid wordt in twijfel getrokken en ook het voorstel om de component onder direct management te plaatsen (waardoor de Commissie, en niet de regio over de inzet van het budget gaat) is onderwerp van discussie. Het Parlement heeft in het rapport de component gewijzigd in een “initiatief” met een aparte budgetlijn van ongeveer 1 miljard. Doordat deze daardoor geen onderdeel meer is van de budgetverdeling over de componenten is nog maar de vraag of het in stand zal blijven. De Raad heeft een andere route gekozen en de component onder de EFRO-verordening geplaatst. Dit zal tot gevolg hebben dat meer welvarende regio’s minder aanspraak kunnen maken op het budget en dat de regio zelf meer inspraak heeft in de besteding ervan. De positie van de Raad staat echter nog niet vast. Uit gesprekken blijkt wel dat er, op Nederland na, weinig voorstanders zijn voor de component. Het belang van dit instrument is onder de aandacht gebracht door
Neth-ER en haar leden. Dit zal worden voortgezet tijdens de onderhandelingen.
Tijdlijn onderhandelingen
Na de publicatie van het voorstel voor cohesiebeleid 2021-2027 in mei 2018, heeft het Europees Parlement eind maart 2019 de rapporten voor het toekomstig cohesiebeleid aangenomen, waaronder voor EFRO. Het Parlement stemt in grote lijnen in met de vijf thematische beleidsdoelstellingen die zijn voorgesteld door de Commissie, maar wil wel dat de fondsen verdeeld worden aan de hand van het welvaartsniveau van de regio, in plaats van het nationale welvaartsniveau. Daarnaast wil het Parlement een groter budget (inzet van minimaal 10%) voor duurzame stedelijke ontwikkeling. De verplichte inzet van het merendeel van het budget op de eerste twee beleidsprioriteiten, namelijk “a smarter Europe” en “a greener, carbon free Europe”, blijft hiermee behouden.
In februari 2019 stemde de plenaire vergadering van het Europees Parlement over het voorstel voor de Common Provisions Regulation (CPR), oftewel de spelregels van het cohesiebeleid. Het Parlement wil in de nieuwe programmaperiode ten minste het huidige budget (378,1 miljard euro) behouden. De Commissie had juist een bezuiniging voorzien in haar voorstel voor de EU-begroting voor de structuurfondsen 2021-2027. Ook erkent het Parlement het belang van complementariteit en synergie tussen de cohesiefondsen en andere Europese instrumenten. Zij zou daarom graag een link zien tussen de inzet van cohesiefondsen en projecten die gefinancierd worden in het kader van Horizon Europe. Het Parlement is echter geen voorstander van de mogelijkheid om delen van het toegewezen cohesiebudget over te hevelen naar een ander EU-fonds, zoals InvestEU of Horizon Europe. Dit was één van de voorstellen van de Commissie. Deze mogelijkheid wordt door het Parlement beperkt; alleen in specifieke gevallen kan een lidstaat beslissen middelen van de structuurfondsen in te zetten voor een project onder Horizon Europe, indien dit past in de regionale strategie.
In het najaar van 2019 konden de trilogen van start gaan onder leiding van het Fins voorzitterschap. Het Roemeens voorzitterschap had al enige vooruitgang geboekt en enkele deelakkoorden gesloten. Alle gevoelige thema’s zijn daarbij in de negotiation box opgenomen en onderdeel van de horizontale MFK onderhandelingen, die op Raadsniveau besproken worden en niet in de Raadswerkgroepen. Het gaat hierbij dan met name om de allocatie van het budget, de percentuele verdeling en thematische concentratie.
Momenteel liggen de trilogen stil, het Europees Parlement wil de onderhandelingen pas hervatten als er een akkoord is over het MFK.
Do No Harm to Cohesion
Het Europees Comité van de Regio’s heeft in opdracht van het Europees Parlement het do no harm to cohesion-principe nader uitgewerkt. Dit principe dat werd geïntroduceerd in het achtste cohesierapport stelt dat EU-beleid en programma’s geen schade mogen berokkenen aan de cohesie tussen regio’s van de EU. Het CvdR nam er een opinie over aan op 25 mei. Het CvdR constateert dat het convergentieproces wordt gehinderd doordat cohesiegelden steeds vaker gebruikt worden als crisisinstrument en het geld niet optimaal ingezet wordt in minder ontwikkelde en transitieregio’s. Daarom wil de CvdR het do no harm to cohesion principe als tool om EU-beleid met een territoriale dimensie vooraf te toetsen op territoriale impact. Welke programma’s daar precies onder vallen gaat het rapport niet op in. Echter constateert de CvdR wel dat sommige programma’s juist tegen het convergentieproces in gaan, waarbij onderzoek als voorbeeld gezien kan worden. Horizon Europe financiert immers het beste onderzoek en kan dus onbedoeld divergentie creëren. Nu het rapport van de CvdR er ligt is het afwachten hoe de EU-instellingen de opinie verder willen gaan oppakken.
Het cohesiebeleid staat ook in de belangstelling van het Joint Research Centre (JRC). Zij vinden dat het cohesiebeleid missiegedreven moet worden ingericht, terwijl de missies van Horizon Europe juist regionaal georiënteerder zouden moeten worden.